Zou ze dit werk ook leuk vinden als Andreas er niet was?
Lise Van Espen had het zich vaker afgevraagd. Nu dat ze een halfjaar thuis aan het werken was, kon ze met overtuiging zeggen: nee.
Nooit was een loopje naar de koffie nog een avontuur. Nooit hoefde ze strategisch haar lunch te plannen, in de hoop bij hem aan tafel te zitten. Nooit voelde ze spanning na een grappige opmerking gemaakt te hebben. Zou hij lachen? Meelachen met de rest, die dat sowieso deed omdat ze haar aardig vonden? Omdat ze nieuw was en haar plek in de groep nog moest vinden? Nooit voelde een teamvergadering als een overwinning, gewoon omdat hij misschien zou opvangen dat haar idee positief werd onthaald.
Op deze manier voelde ze niets bij haar werk. Het duurde een eeuwigheid voor ze een plan op papier had, voor ze de nodige excels kreeg ingevuld. Ze miste hem ontzettend.
Ze zou hem natuurlijk aan kunnen spreken. Appen, mailen, een persoonlijk berichtje op Slack. En dan. Afspreken? Ze wist eigenlijk helemaal niet of ze dat wel wilde.
Hij dronk geen koffie. Nu ze erover nadacht: hij maakte ook geen grapjes. De ideeën die zij opving van hem, vond ze eerlijk gezegd maar flauw. Lise staarde uit het raam. De oppervlakkigheid van zijn karakter werd pijnlijk duidelijk zonder de diepliggende groene ogen en de afgedragen hoodie in de buurt om haar te betoveren.
Niet alleen ontnam het thuiswerk haar de bonusmomentjes – een term die ze onlangs ergens had gelezen – het ontnam haar ook het recht om zichzelf iets wijs te maken.
Wat een ontgoocheling.
Eén opmerking over 'Lise werkt thuis.'